Adaptieve Hypertekst
Zoekmachines en persoonlijke agenten helpen de gebruiker om de informatie
te vinden waarnaar hij of zij op zoek is.
Toch kan de gevonden informatie nog ongeschikt zijn voor die gebruiker,
omdat de informatie wel over het juiste onderwerp gaat,
en misschien ook bedoeld is voor de taak die de gebruiker wil uitvoeren,
maar omdat de informatie niet is aangepast aan het woordgebruik
van de gebruiker, of in een ander medium wordt gepresenteerd dan
wat de gebruiker comfortabel vindt om informatie tot zich te nemen.
Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van niet-aangepaste informatie:
Dit beeld, bekend van de Nederlandse snelwegen, wordt door een buitenlandse
bezoeker wellicht niet meteen correct geïnterpreteerd.
De wetgever heeft aan dit bord wel de voor de hand liggende betekenis
toegekend dat hier "maximaal 50 kilometer per uur" mag gereden worden.
De werkelijke betekenis van het bord is echter dat er file is en het
verkeer wat verderop stil staat of hoogstens stapvoets verloopt, dus
véél minder hard dan 50..
Als frequent snelweggebruiker leert men vlug wat de echte betekenis van
zo'n waarschuwingsteken is. Het is hierbij de gebruiker die zich aanpast
aan de wijze waarop informatie wordt aangeboden.
Dit vereist een extra inspanning van die gebruiker, in het vakjargon
cognitive overhead genoemd.
Cognitive overhead betekent dat de gebruiker zijn aandacht moet verdelen
tussen het vertalen van de informatie naar een begrijpelijke vorm
en het tot zich nemen, begrijpen en onthouden van die informatie.
Cognitive overhead werkt hierdoor hinderlijk en vertragend.
Het nog jonge onderzoeksgebied van de adaptieve hypertekst
concentreert zich op het automatisch aanpassen van de inhoud en
de presentatie van hypertekstuele informatie aan de gebruiker,
volgens een door het informatiesysteem opgebouwd gebruikersmodel,
meestal naar het Engels user model genoemd.
Doel van de aanpassing is een presentatie te verzorgen die voor de
gebruiker zo vanzelfsprekend is dat de cognitive overhead wegvalt,
en de gebruiker dus efficiënter informatie kan assimileren en onthouden.
Adaptieve hypertekstsystemen behoren tot de familie van
flexibele hypertekstsystemen.
Deze familie bestaat uit drie groepen systemen:
- In aanpasbare systemen kan de gebruiker een aantal
instellingen veranderen.
Het informatiesysteem is in staat om de informatie aan te passen aan
enkele stereotype gebruikers.
Door middel van de in te stellen keuzes bepaalt de gebruiker eigenlijk
tot welk stereotype hij of zij wenst gerekend te worden.
Typische instelbare aspecten zijn de voorkeur voor tekst, illustraties,
geluid of video, beknopte, normale of uitgebreide tekst,
en wel of geen gebruik van technische termen.
Sommige van deze keuzes zijn binair: de gebruiker wil het een of het ander,
maar er zijn ook fijnere instellingen mogelijk.
- In adaptieve systemen is het aantal instellingen meestal groter,
en wordt de keuze door het systeem zelf bepaald en afgeleid uit het gedrag
van de gebruiker.
Adaptieve hypertekst is vooral voor educatieve toepassingen geschikt:
het systeem leidt uit de pagina's die de student heeft gelezen,
en uit antwoorden op meerkeuzevragen af welke
concepten de student reeds onder de knie heeft,
en welke nog moeten worden bestudeerd.
In functie van het door het systeem bepaalde user-model wordt
de volgorde waarin informatie wordt aangeboden aangepast door de
link-structuur te veranderen,
en worden technische termen automatisch gebruikt of vermeden.
De aanpassingen blijven beperkt tot relatief kleine veranderingen
in vooraf gegenereerde of geschreven pagina's.
- In dynamische systemen worden pagina's uit kleine fragmenten
samengesteld.
Het door het systeem opgebouwde user model is bepalend voor de keuze
welke fragmenten hoe worden samengevoegd tot pagina's.
In adaptieve hypertekstsystemen komen twee grote variaties voor
[B96]:
- adaptieve presentatie
Bij adaptieve presentatie wordt de tekstuele of multimedia
informatie binnen een informatie-eenheid zoals een pagina of een video
aangepast aan de wensen en behoeften van de gebruiker.
- Bij adaptieve multimedia presentatie wordt de media keuze
aan de gebruiker aangepast.
Sommige mensen hebben een voorkeur voor tekst, anderen voor geluid,
en nog anderen voor video.
Deze voorkeur kan ook nog eens tijd- of plaatsafhankelijk zijn:
wie informatie wil bestuderen in de trein zal wellicht een voorkeur hebben
voor tekst, terwijl de automobilist liever geluid (of spraak) krijgt,
en de homo "zappens" in zijn luie stoel van een video wil genieten.
Aanpassing van de informatie binnen geluidsfragmenten of video's is
ook denkbaar, maar hiervan zijn nog geen voorbeelden voorhanden.
- Bij adaptieve tekst-presentatie wordt een tekst aangepast
door een meer of minder beknopte of technische woordkeuze.
Deze vorm van adaptiviteit is vooral geschikt voor educatieve toepassingen.
- adaptieve navigatie
Bij adaptieve navigatie wordt de link structuur van de hypertekst
gebruikt om de gebruiker op een meer of minder dwingende manier te sturen.
- Directe sturing houdt hierbij in dat de gebruiker een expliciet
geformuleerd voorstel krijgt in de vorm van een next button of
een gelijkaardige vorm van guided tour. De gebruiker kan de
meest aangewezen leesvolgorde verkrijgen door bij elke pagina de next
button in te drukken om naar een volgende pagina te springen.
- Het sorteren van links is een techniek die vooral van de
grote zoekmachines bekend is. De links worden in volgorde gezet van
meest naar minst aangewezen. Omdat mensen gewend zijn geraakt aan lijsten
waarin de beste elementen bovenaan staan en de slechtste onderaan
zullen de meeste gebruikers beginnen met de eerste link te volgen
die ze op een pagina tegenkomen. Dezelfde sortering wordt ook
in hypertekst-boeken gebruikt door toegang tot de pagina's te verlenen
via een inhoudstafel. Hier wordt reeds een lineaire leesvolgorde
gesuggereerd, die begint bij de inleiding of het eerste hoofdstuk.
- Het verbergen van links is een techniek die de auteur toelaat
om de gewenste links te benadrukken (door de ongewenste links te verbergen)
zonder dat de volgorde in de tekst moet worden gewijzigd.
Er bestaan twee kleinere varianten: links kunnen onzichtbaar worden gemaakt
door ze niet onderscheidbaar te maken van gewone tekst, maar links kunnen
ook effectief worden verwijderd zodat ze niet zomaar verborgen zijn maar
ook werkelijk niet kunnen worden gevonden omdat ze er niet zijn.
Deze techniek vereist dat de tekst zo wordt opgesteld dat hij zinvol
blijft wanneer een link verborgen is. Zo heeft het geen zin hier
te schrijven dat er een "link naar de homepagina van Paul De Bra" is,
wanneer die link er vervolgens niet blijkt te zijn.
- Het annoteren van links heeft dezelfde bedoeling,
maar maakt zowel de gewenste als ongewenste links zichtbaar.
Deze techniek heeft als voordeel tegenover het verbergen van links dat
de auteur geen rekening hoeft te houden met het soms niet zichtbaar zijn
van een link. Het nadeel van het zichtbaar houden van alle links is dat
een annotatie, bijvoorbeeld in de vorm van een andere link-kleur,
voor sommige gebruikers juist een extra aantrekking kan geven naar de
ongewenste links.
In de ELM-ART Lisp cursus [BSW96a]
en het Interbook courseware pakket
[BSW96b] bijvoorbeeld
werd naar analogie met de verkeerslichten een groene annotatie gebruikt voor
de gewenste links en een rode voor de ongewenste links.
Een groot deel van de studenten bleek echter sterk aangetrokken te worden
naar de met rood gemarkeerde links.
(Het is niet bekend of deze studenten ook vaak door het rode licht reden.)
Adaptieve hypertekstsystemen houden het midden tussen hoe goed
de informatie aangepast kan worden aan de wensen en behoeften van de gebruiker
en hoe moeilijk het voor de auteur wordt om die aanpassing voor te bereiden.
Adaptiviteit kan op twee manieren worden bereikt:
door variaties automatisch te genereren
of door variaties expliciet te laten voorzien door de auteur van een document.
Ook hier wordt het optimum bereikt door een combinatie van beide technieken:
- Wanneer het informatiesysteem uit het user model afleidt dat een
pagina (tijdelijk) niet voor de gebruiker geschikt is,
dan kunnen alle links naar die pagina automatisch worden verborgen,
uitgeschakeld, of als ongewenst worden geannoteerd.
De auteur hoeft niet expliciet te voorzien wanneer links wel of niet
gewenst zijn.
Het systeem leidt dit af uit het al dan niet gewenst zijn van de
bestemming van een link.
- Wanneer de gebruiker bepaalde voorkennis mist moet de tekstuele
inhoud van een pagina soms worden aangepast.
Het systeem kan uit het user model een dergelijke gebrek afleiden,
maar de auteur moet wel elk van de alternatieve presentaties uitwerken.
Voor enkele simpele variaties, zoals het vervangen van een technische
term door een gewoon woord, kan een automatisch systeem nog volstaan.
Zo kunnen de hypertekst termen "knoop" en "link" automatisch worden
vervangen door "pagina" en "verwijzing", wanneer het systeem dit nodig acht.
Maar voor grote tekstuele variaties is meer hulp van de auteur nodig.
De TUE is zowel binnen Nederland alsook op internationale schaal een van de
koplopers in het gebruik van hypertekst om er via Internet afstandsonderwijs
mee te verzorgen. Reeds in het voorjaar van 1994 kwam het dictaat van het
college "2L670: Hypermediastructuren en -systemen"
[DB94] on-line beschikbaar,
via het toen nog vrij onbekende medium World Wide Web.
Het college werd in 1994 gevolgd door studenten van verschillende
opleidingen aan de Technische Universiteit Eindhoven,
de Katholieke Universiteit Brabant en de Universitaire Instelling Antwerpen.
Later zijn daar andere universiteiten bijgekomen: de Technische Universiteit
Delft, de Universiteit Twente en de Open Universiteit.
Onofficieel neemt ook af en toe een student van de Katholieke Universiteit
Nijmegen deel, en van de Katholieke Universiteit Leuven.
Het hypermedia college heeft model gestaan voor de andere colleges die volgens
een samenwerkingsovereenkomst tussen de drie technische universiteiten en
de Open Universiteit via Internet worden uitgewisseld. Essentieel bij deze
samenwerking is dat studenten een college geheel op afstand, op welk
tijdstip dan ook via Internet kunnen bestuderen en afronden.
In het hypermedia college worden zowel adaptieve presentatie als
adaptieve navigatie toegepast.
Het collegedictaat is aan zijn vijfde generatie toe, wat betekent dat het
inmiddels minstens één keer per jaar gedeeltelijk wordt vernieuwd.
De ervaring heeft geleerd dat wanneer de technologische mogelijkheden van
adaptieve hypertekst ondoordacht worden toegepast dit al gauw leidt tot
slecht bruikbare documenten:
adaptiviteit kan de ongewenste cognitive overhead verminderen of zelfs
geheel wegwerken,
maar wanneer ze te pas en vooral te onpas wordt ingezet blijkt het een
techniek te kunnen zijn die de cognitive overhead alleen maar verhoogt.
De ervaring met het hypermedia dictaat toont dat het oude vertrouwde
boek nog lang niet is afgeschreven:
- In een boek kan de lezer heel snel bladeren om een algemene indruk te
krijgen van de inhoud en de presentatie. In een hypertekst document is dit
niet mogelijk: er is nog geen electronisch alternatief voor het overzicht
dat het in drie seconden met de duim doorbladeren van een paperback biedt.
Adaptieve hypertekst maakt het krijgen van zo'n overzicht in eerste instantie
moeilijker: het zeer snelle gewenste overzicht bevat vele pagina's waar de
beginnende student nog niet klaar voor is, en waartoe de toegang door een
adaptief systeem wordt verborgen of zelfs afgesloten.
- In een boek heeft de fysieke plaats van informatie een betekenis,
niet alleen in de door de auteur voorziene leesvolgorde, maar ook gewoon
als een plaats die de lezer met een visueel geheugen kan onthouden.
De lezer die van een boek van drie centimeter dik reeds één
centimeter heeft gelezen weet dat hij nog twee centimeter te gaan heeft.
Dit eenvoudige fysieke gegeven moet in een hypertekst worden gesimuleerd.
En wanneer de structuur, gevormd door de hypertekst links, een beetje
complex is dan verdwijnt de notie van een fysieke locatie van een pagina
al helemaal.
In het hypermedia dictaat zijn sommige pagina's bewust in meer dan één
hoofdstuk tegelijk ondergebracht, opdat de student dit probleem zou
ondervinden.
In een college dat niet over het onderwerp van hypertekst gaat kan zo'n
bron van cognitive overhead maar beter worden vermeden.
- De moeilijke toegankelijkheid van pagina's waarvan het informatiesysteem,
terecht, meent dat de student niet goed voorbereid is
om ze te bestuderen, wordt door sommige lezers als betutteling ervaren.
Een op die wijze overdreven gebruik van adaptieve navigatie kan goed
geschikt zijn voor onderwijs aan kleuters of in de lagere school;
de universiteitsstudent meent volwassen genoeg te zijn om zelf uit te maken
wat hij moet doen met informatie waar hij nog niet aan toe is.
De versie van het collegedictaat waarin ongewenste links effectief werden
verwijderd had soms meer weg van een adventure game dan van een
dictaat.
Om die reden is het dictaat dan ook aangepast, en worden ongewenste links
thans zo geannoteerd dat ze niet opvallend zichtbaar zijn, maar toch beschikbaar.
- Naast de desoriëntatie die kan ontstaan door adaptieve navigatie,
dient ook met adaptieve tekst-presentatie omzichtig te worden omgesprongen.
Het technische hulpmiddel biedt hier andermaal de mogelijkheden om een
adaptief document op een adventure game te laten lijken,
en om zogenaamde Escher effecten te verkrijgen.
Adaptieve tekst blijkt door studenten ongemerkt te worden geaccepteerd
wanneer het gaat om kleine tekstuele veranderingen, zoals het vermijden
van nog onbekende technische termen.
Het woord "ongemerkt" is hierbij essentieel omdat wanneer de student de
veranderingen bewust merkt er reeds sprake is van gegenereerde cognitive
overhead.
- Dat het lezen van computerschermen moeizamer verloopt dan van papier
is reeds lang geleden met experimenten aangetoond. Voor hypertekst betekent
dit dat de schrijfstijl compacter moet zijn voor een on-line dictaat dan
voor een papieren versie. Dit vergt enige aanpassing van de docent,
die misschien een zeer breedsprakerige stijl gewend is.
De oplossing voor dit technische probleem is ook al lang bekend:
anti-aliasing.
Het lezen van een scherm kan aanzienlijk worden verbeterd wanneer de
overgang tussen de zwarte letters en de witte achtergrond door middel van
grijze beeldpunten wordt "ingevuld" of "afgerond".
Het is bijna wraakroepend dat de grote window systemen: Windows'95,
Macintosh en Unix met X-Windows en de veel gebruikte documentaire hulpmiddelen
zoals de tekstverwerkers MS-Word en WordPerfect, en de Web-browsers van
Netscape en Microsoft, geen gebruik maken van deze techniek.
Niet alleen gaat hierdoor een aanzienlijke hoeveelheid productiviteit in de
informatieverwerkende branche verloren, het niet-optimale beeld kan een
hypotheek leggen op de gezondheidzorg, door mogelijke oogletsels die nu nog
niet zijn te voorzien. Dat het intensief werken met beeldschermen een
potentieel gezondheidsrisico is, daar zijn vele onderzoekers en ook
politici reeds van overtuigd.
Maar het niet ondersteunen van anti-aliasing is te vergelijken met het
beschikken over de techniek van de filtersigaret en toch hardnekkig alleen
maar sigaretten zonder filter op de markt te brengen.
Dit laatste zou tegenwoordig ongetwijfeld tot hoge schadeclaims leiden.
Maar met de beeldschermtechnologie is het vooralsnog niet zover.
Los van het gezondheidsrisico blijft het niet-optimale tekst-beeld nochtans
een hinderpaal op de weg naar de algemene acceptatie van het scherm als
voorkeurs-leesplatform.